Oudheidkamer Texel brengt eerbetoon aan de huisarts

Wie naar Texel wil, moet met de boot. Grote kans dat het een boot is die naar de Texelse huisarts Adriaan Wagemaker is vernoemd. Hij was het namelijk die een sleutelrol speelde bij de oprichting van Texels Eigen Stoomboot Onderneming (TESO) in 1907.

Maar Wagemaker was niet de enige huisarts met maatschappelijke taken. Anneke Boswijk-Roodenburg herinnert zich dat haar schoonvader, die in 1919 met zijn praktijk begon en in de Tweede Wereldoorlog in het artsenverzet zat, ook voor de ANWB werkte. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de verkeersborden. Hij gaf ook rijbewijzen af. “Dan ging hij in de deur staan en zei: ‘rij maar een rondje.’ Als je dan heelhuids terugkwam, was je geslaagd.”

Op een vrijdagmiddag staat voor de deur van de uit 1599 stammende Oudheidkamer in Den Burg een schare genodigden te wachten op de opening van de nieuwe wisseltentoonstelling: ‘Medische zorg op Texel door de eeuwen heen’.

Er wordt een lied aangeheven, vrij naar ‘Dokter Bernhard’ en in de deuropening staat gepensioneerd huisarts Ad Waverijn (68), die een belangrijke bijdrage aan de tentoonstelling heeft geleverd. In de ouderwetse rolstoel voor hem zit museumvrijwilliger Nieteke Roeper, die zich als oud vrouwtje heeft verkleed. Ze heeft een hoop kwalen, van zere benen tot kromme tenen. En in die kromme tenen heeft ze óók nog eens geen gevoel. Dokter Waverijn maakt er maar een grapje van. Zal hij een aderlating doen of toch eerst maar een foto nemen?

Anekdotes

Na zijn inleidende praatje is het de beurt aan Corina Hordijk, museummanager van de Oudheidkamer, die is gevestigd in één van de oudste huizen van Texel (1599). Ze roept de bezoekers aan de tentoonstelling op om anekdotes over hun Texelse huisarts achter te laten in een boek dat bij de fotowand ligt opengeslagen. Als voorbeeld noemt ze een huisarts die op de divan altijd een hond had liggen, die – waarschijnlijk zuchtend – moest wieberen als er een patiënt langs kwam.

Vervolgens mogen we een smal trappetje beklimmen naar de bovenverdieping, waar de wisseltentoonstelling plaatsvindt. Hier ontmoeten we de schoondochter van dokter Boswijk. Ze herinnert zich haar schoonvader als een ouderwetse dokter, die werkelijk alles deed. “Als hij op het land door een boer met kiespijn werd aangehouden, trok hij die kies.” Dokter Boswijk had ook een chauffeur die hem over het eiland rondreed en hem zelfs hielp bij bevallingen in de bedstede. “Ja, dat waren nog eens tijden.”

De tentoonstelling heeft als ondertitel: van chirurgijn tot dokter Waverijn. Chirurgijnen, die zich bedienden van bloedzuigers en aderlatingen zijn er gelukkig niet meer, maar dokter Ad Waverijn (68) is er gelukkig nog wel.

Allesdoeners

Veertig jaar lang, van 1977 tot 2017, had hij een huisartsenpraktijk in Den Burg. Toen hij begon had hij nog twee collega’s in Den Burg, en nog één in zowel Cocksdorp als Oosterend. “De dokter deed vroeger van alles, tot en met het trekken van kiezen aan toe. Ik heb zelf nog bevallingen gedaan, tot de vroedvrouw kwam.” De huisarts van nu doet dat allemaal niet meer, maar de tijd die daardoor is vrijgespeeld mag hij nu aan administratie en overleg besteden, ook al beschikt hij inmiddels wèl over meer ondersteuning. Ad Waverijn begon met één assistent. Later kwamen daar vier à vijf parttimers bij, praktijkondersteuners die zich onder andere met chronisch zieken en diabetici bezighouden.

Nee, hij wil niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar zelf was hij meer een ‘Allgemeinartz’, zoals de Duitsers dat zeggen. “Het aardige is dat je op alle fronten een gezin begeleidt. Je ziet kinderen en kleinkinderen opgroeien, want door die bevallingen krijg je een goede band met het gezin. Ik zie hier op de opening een hele hoop mensen rondlopen die vroeger bij mij in de praktijk kwamen. Je hebt samen heel wat meegemaakt en dat voelt warm aan.”

Touchscreen

Een aantal van de hulpmiddelen die huisartsen vroeger gebruikten komt uit zijn eigen collectie. Op een touchscreen legt Waverijn van zo’n twintig instrumenten de functie uit. “Als kinderen vroeger oorpijn hadden, prikte de dokter het bol staande trommelvlies door met een prikkertje, een paracentesenaald. Dat was fantastisch, want dan was de druk er vanaf en de pijn was weg.” Het had ook mindere kanten, want je kunt iets beschadigen. En niet ieder kind was er dol op. “Tegenwoordig adviseren we een neusspray en een paracetamolletje; uiteindelijk is dat net zo effectief.”

Waverijn vermoedt dat een eilanddokter méér deed dan een huisarts in de stad aan de overkant, zoals eilanders het vaste land steevast noemen. “Iemand die valt en een snee in zijn been oploopt, gaat hier naar de dokter. In de stad ga je naar de EHBO. Wij hechten nog en doen kleine verrichtingen.”

Rabarberwortel

In de bescheiden kruidentuin, die bij de Oudheidkamer hoort, spreken we Nieteke Roeper, die de tuin beheert. Het is nu nog een beetje kale boel, maar volgens Nieteke gaat het hier niet om de bloemetjes, maar om de kruiden. “We proberen altijd een link met de tentoonstelling te leggen. Nu zijn dat bijvoorbeeld geneeskrachtige kruiden. Eeuwenlang bestond de geneeskunde vooral uit bloedzuigers en kruiden. Boerenwormkruid en rabarberwortel werden bijvoorbeeld gebruikt om darmwormen bij kinderen te bestrijden; het ene kruid laxeert, het andere doodt de wurmpjes.” Sommige kruiden worden overigens nog steeds gebruikt. “Je hebt huismiddeltjes als kamillethee of munt, voor als je een ontsteking hebt of last van je maag. Dan hoef je niet naar de dokter, maar los je het zelf op.”

Overigens deed de huisarts zoals we die nu kennen pas in de loop van de twintigste eeuw zijn intreden, zo horen we van Alec Ewing, conservator bij de Stichting Texels Museum, waar de Oudheidkamer onder valt. “Vóór die tijd, vanaf de zestiende eeuw, waren bewoners van de Texel aangewezen op scheepschirurgijnen als een schip op de Reede van Texel lag. Er kwamen ook wel chirurgijnen naar Texel, die van kermis naar kermis en van dorp naar dorp trokken. Dat was wel handig, want als het dan eens fout ging, en er ontstonden complicaties, dan zaten ze twee dagen later al weer in een ander dorp.”

Chirurgijnen

Klassieke geschoolde dokters waren er in die tijd al wel, maar die trof je vooral in universiteitssteden aan. “Die waren vooral voor de elite, als ze al een praktijk hadden, want de meesten hielden zich vooral met de medische theorie bezig. Maar de gewone man had daar geen toegang toe; die was op rondreizende chirurgijnen aangewezen.”

Eigenlijk hoef je maar een paar generaties terug te gaan om bij – naar onze maatstaven – barbaarse toestanden uit te komen, zo vervolgt hij. “Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw beginnen ze voor het eerst met het ontsmetten van chirurgische instrumenten, wat een hoop infecties scheelde.”

Zo rond 1900 gaan de eerste klassieke huisartsen aan de slag. “Maar die waren ook héél prijzig. Pas ná de Tweede Wereldoorlog konden ook gewone mensen geneeskundige zorg krijgen via het ziekenfonds.”

Koesteren

Tijdens het maken van de tentoonstelling viel het hem op dat Texelaars hun huisartsen nog steeds in hun hart dragen. “Ik denk ook dat de klassieke huisarts op een eiland als Texel langer heeft kunnen bestaan dan aan ‘de overkant’. Er heerst hier misschien toch meer een gemeenschapsgevoel; iedereen kent elkaar.” Ook al is het wonderlijk dat de meeste huisartsen niet op het eiland zijn opgegroeid. “Toch worden ze heel snel opgenomen en door de maatschappij gekoesterd. Dat vind ik prachtig om te zien. En daarom ligt hier een boek waarin je al je herinneringen aan je huisarts kwijt kunt. Die verhalen dienen vastgelegd te worden.”

De tentoonstelling in de Oudheidkamer van Den Burg is tot en met eind oktober 2019 te zien. De boot naar Texel vertrekt vanaf de haven van Den Helder. Wie de trein neemt, kan in Den Helder overstappen op bus 33, die naar de haven rijdt. De bootreis kost € 2,50 (heen èn terug) en aan de overkant staat bus 28 klaar om je naar halte Elemert/Centrum in Den Burg te brengen. Vanaf hier is het maar een kort stukje lopen naar de Oudheidkamer.

Bron